Ezechiël 45-46

  UP-DATE'S -- Hier vindt U de recente wijzigingen, toevoegingen en actuele publicaties

 

 

 

 

 

Start
Omhoog
English
עברית
Español
Wie zijn wij?
Activiteiten
Shabbath in Susya
Thora
Tenach
Emuna
Mitswot
Het Joodse vragertje
Messias
Beth HaMikdash
Joods denken
Jodendom
Kabbalah
ISRAEL
Zionisme
Aliyah
Gebeden
Zmirot
Citaten
Links
Noachidisch
Lectuur

 

 

Er uit gelicht

 

45:1 Wanneer gij nu het land door het lot als erfdeel toewijst, zult gij de Eeuwige bij wijze van heffing geven een heilig stuk van het land; lang vijfentwintigduizend el en breed twintigduizend el; dit zal in zijn ganse omvang heilig zijn. 2  Hiervan zal voor het heiligdom bestemd zijn vijfhonderd bij vijfhonderd el, een vierkant rondom, en vijftig el als open veld daaromheen. 3  Van dat afgemeten terrein zult gij een lengte van vijfentwintigduizend el en een breedte van tienduizend el afmeten; daarin zal het heiligdom komen te liggen als het allerheiligste; 4  dit zal een heilig stuk van het land zijn; het zal voor de priesters zijn, die het heiligdom bedienen, die naderen om de Eeuwige te dienen; en het is bestemd voor hen als plaats voor huizen en als een gewijde plaats voor het heiligdom. 5 Vijfentwintigduizend el lengte en tienduizend el breedte zal voor de Levieten zijn, die het huis verzorgen, hun tot een bezitting, tot steden ter bewoning. 6  Tot bezitting der stad zult gij bestemmen vijfduizend el breedte en vijfentwintigduizend el lengte, evenwijdig aan de heilige heffing; dat zal voor het gehele huis Israëls zijn. 7 En voor de vorst, ter weerszijden van de heilige heffing en de bezitting der stad, langs de heilige heffing en langs de bezitting der stad, aan de westzijde westwaarts en aan de oostzijde oostwaarts (en de lengte moet overeenkomen met een van de andere delen, van de westgrens tot de oostgrens) 8  Voor het belang van het land, zal het zijn gebied zijn, tot een bezitting in Israël, zodat mijn vorsten mijn volk niet meer onderdrukken, maar het land overlaten aan het huis Israëls, naar hun stammen. 9 Zo zegt Adonai de Eeuwige: Het is meer dan genoeg geweest, vorsten van Israël. Laat af van geweld en onderdrukking, handelt naar recht en gerechtigheid; ontlast mijn volk van uw afpersingen, luidt het woord van Adonai de Eeuwige. 10  Gij zult een zuivere weegschaal hebben, een zuivere efa en een zuivere bath; 11  de efa en de bath zullen een geijkte maat hebben, zodat een bath een tiende van een homer bevat, en een efa een tiende van een homer; naar de homer moet de ijking ervan zijn. 12  De sikkel is twintig gera; twintig sikkels, vijfentwintig sikkels en vijftien sikkels zal u een mine zijn. 13 Dit nu is de heffing die gij de vorst geven zult: een zesde efa van een homer tarwe en een zesde efa van een homer gerst; 14  en het recht op de olie, de bath olie, bedraagt een tiende bath van elke kor (tien bath een homer, want tien bath is een homer). 15  Voorts een stuk kleinvee van elke kudde van tweehonderd uit de waterrijke weiden van Israël, tot spijsoffer, brandoffer en vredeoffers, om over hen verzoening te doen, luidt het woord van Adonai de Eeuwige. 16  Al het volk des lands zal bijdragen aan deze heffing voor de vorst in Israëls. 17  Maar op de vorst rust de plicht van de brandoffers, het spijsoffer en het plengoffer, op de feesten, de nieuwemaansdagen en de sabbatten, op al de hoogtijden van het huis Israëls. Hij zal het zondoffer en het spijsoffer, het brandoffer en de vredeoffers brengen, om verzoening te doen voor het gehele huis Israëls. 18  Zo zegt Adonai de Eeuwige: In de eerste maand, op de eerste der maand, zult gij een gave jonge stier nemen en daarmede het heiligdom ontzondigen. 19  De priester zal daartoe iets van het bloed van het zondoffer nemen en dat strijken aan de post van het huis, aan de vier hoeken van de omloop van het altaar en aan de post van de poort van de binnenste voorhof. 20  Evenzo zult gij doen op de zevende van de maand ter wille van hen die onopzettelijk en onwetend zondigen; en gij zult verzoening doen voor het huis. 21  In de eerste maand, op de veertiende dag der maand, zult gij Pesach vieren; gedurende het feest van zeven dagen zullen ongezuurde broden gegeten worden. 22  Op die dag zal de vorst voor zichzelf en voor al het volk des lands een stier als zondoffer bereiden. 23  En gedurende de zeven dagen van het feest zal hij zeven dagen lang dagelijks als brandoffer voor de Eeuwige zeven stieren en zeven rammen bereiden, alle gaaf, en als zondoffer dagelijks een geitebok; 24  als spijsoffer zal hij een efa bij elke stier en een efa bij elke ram bereiden en een hin olie bij elke efa. 25  Ook in de zevende maand, op de vijftiende dag der maand, op het feest, zal hij het bereiden; zeven dagen lang desgelijks, zowel het zondoffer als het brandoffer, het spijsoffer zowel als de olie. 46:1 Zo zegt Adonai de Eeuwige: De poort van de binnenste voorhof, die op het oosten uitziet, zal op de zes werkdagen gesloten blijven, maar op de sabbatdag geopend worden; ook op de nieuwemaansdag zal zij geopend worden. 2  De vorst zal van buiten af door de voorhal der poort naar binnen gaan, en bij de post van de poort blijven staan; dan zullen de priesters zijn brandoffer en zijn vredeoffer bereiden, waarna hij zich zal nederbuigen op de drempel der poort, en dan naar buiten gaan. De poort mag tot de avond niet gesloten worden. 3  Het volk des lands echter zal zich op de sabbatten en de nieuwemaansdagen bij de ingang van die poort voor het aangezicht van de Eeuwige nederbuigen. 4  Het brandoffer dat de vorst de Eeuwige brengt, zal op de sabbatdag bestaan uit zes gave schapen en een gave ram; 5  en als spijsoffer een efa bij elke ram en bij de schapen een spijsoffer als hij bij machte is te geven, en een hin olie bij elke efa. 6  Op de nieuwemaansdag zullen het zijn een gave, jonge stier, zes schapen en een ram, alle gaaf; 7  en als spijsoffer zal hij een efa bij elke stier en een efa bij elke ram bereiden en bij de schapen naardat zijn vermogen toereikend is, en een hin olie bij elke efa. 8 Wanneer nu de vorst naar binnen gaat, zal hij door de voorhal der poort naar binnen gaan en langs dezelfde weg naar buiten gaan. 9  Maar wanneer het volk des lands op de feesttijden voor het aangezicht van de Eeuwige komt, dan zal wie door de Noordpoort binnengekomen is om zich neder te buigen, door de Zuidpoort naar buiten gaan en wie door de Zuidpoort binnengekomen is, zal door de Noordpoort naar buiten gaan. Hij zal niet door dezelfde poort terugkeren als waardoor hij binnenkwam, maar door die welke er recht tegenover ligt, naar buiten gaan. 10  De vorst zal, als zij naar binnen gaan, in hun midden naar binnen gaan, en als zij naar buiten gaan, zal hij ook naar buiten gaan. 11  Ook op de feesten en op de hoogtijden zal het spijsoffer een efa bij elke stier en een efa bij elke ram zijn, en bij de schapen zoveel als hij bij machte is te geven; voorts een hin olie bij elke efa. 12  Wanneer de vorst een vrijwillig offer bereidt, een brandoffer of een vredeoffer als vrijwillige gave aan de Eeuwige, dan zal men de poort die op het oosten uitziet, voor hem openen, en hij zal zijn brandoffer en zijn vredeoffer bereiden, zoals hij het op de sabbatdag doet; en nadat hij naar buiten gegaan is, zal men de poort na zijn vertrek sluiten. 13  Een eenjarig, gaaf schaap zult gij de Eeuwige dagelijks tot een brandoffer bereiden; elke morgen zult gij het bereiden; 14  als spijsoffer zult gij daar elke morgen bij doen een zesde efa en een derde hin olie om het fijn meel te bevochtigen; het is een spijsoffer voor de Eeuwige, altoosdurende, vaste inzettingen. 15  En bereidt het schaap, het spijsoffer en de olie elke morgen toe als een dagelijks brandoffer. 16 Zo zegt Adonai de Eeuwige: Wanneer de vorst een geschenk aan een zijner zonen geeft, dan is het diens erfdeel; aan zijn zonen zal het toebehoren, het is hun bezit als erfdeel; 17  maar wanneer hij een geschenk uit zijn erfdeel aan een van zijn dienaren geeft, zal het hem toebehoren tot het jaar der vrijlating en dan tot de vorst terugkeren; voorwaar, het is zijn eigen erfdeel, aan zijn zonen zal het blijven toebehoren. 18  De vorst mag echter niets nemen uit het erfdeel van het volk door het uit zijn bezit te verdringen; hij zal van zijn eigen bezit zijn zonen doen erven, opdat niemand van mijn volk uit zijn bezitting verdreven worde. 19 Toen bracht hij mij door de ingang, die zich terzijde van de poort bevindt, naar de priestervertrekken van het heiligdom, die op het noorden uitzien, en zie, daar was een ruimte aan de achterkant ervan, westwaarts. 20  Hij zeide tot mij: Dit is de plaats waar de priesters het schuldoffer en het zondoffer koken, waar zij het spijsoffer bakken, opdat zij het niet naar buiten behoeven te dragen naar de buitenste voorhof, waardoor zij het volk zouden heiligen. 21  Daarop bracht hij mij naar buiten, naar de buitenste voorhof, en voerde mij naar de vier hoeken van de voorhof, en zie, in elke hoek van de voorhof was een besloten ruimte. 22  In de vier hoeken van de voorhof waren afgesloten ruimten, veertig el lang en dertig el breed; alle vier hoekruimten hadden dezelfde afmeting. 23  Alle vier waren omgeven door een muurtje, en onder aan de muurtjes waren rondom kookgelegenheden aangebracht. 24  Hij zeide tot mij: Dit zijn de keukens, waar de dienaren van het huis het slachtoffer van het volk koken

 

 

Eruit gelicht:

-         dit zal een heilig stuk van het land zijn; het zal voor de priesters zijn, die het heiligdom bedienen, die naderen om de Eeuwige te dienen; en het is bestemd voor hen als plaats voor huizen en als een gewijde plaats voor het heiligdom (45:4). De Levieten, die weer dienst in de tempel zullen doen krijgen land toegewezen om te wonen.

 

-         En voor de vorst, ter weerszijden van de heilige heffing en de bezitting der stad, langs de heilige heffing en langs de bezitting der stad, aan de westzijde westwaarts en aan de oostzijde oostwaarts (en de lengte moet overeenkomen met een van de andere delen, van de westgrens tot de oostgrens) Voor het belang van het land, zal het zijn gebied zijn, tot een bezitting in Israël, zodat mijn vorsten mijn volk niet meer onderdrukken, maar het land overlaten aan het huis Israëls, naar hun stammen. Zo zegt Adonai de Eeuwige: Het is meer dan genoeg geweest, vorsten van Israël. Laat af van geweld en onderdrukking, handelt naar recht en gerechtigheid; ontlast mijn volk van uw afpersingen, luidt het woord van Adonai de Eeuwige. Gij zult een zuivere weegschaal hebben, een zuivere efa en een zuivere bath (45:7-10). De vorst, de Messias ben David krijgt een speciaal stuk land toegewezen. In het verleden eigenden de vorsten van Israël zich stukken land van het volk toe ten koste van het volk. Zie ook Ezechiël 22:27  De oversten zijn er als roofgierige wolven, die bloed vergieten en mensen in het verderf storten om zichzelf te bevoordelen.. Dit zal niet meer gebeuren. De vorst krijgt een bepaald stuk land voor hem toegewezen. Zo kan hij niet zo maar meer stukken land in bezit nemen. In dit gedeelte zien we ook dat de vorst een lijfelijke nakomeling van David is, een mens van vlees en bloed. Als hij goddelijk zou zijn (zoals in een aantal christelijke theologie’s wordt beweerd) zou dit vers er zo niet kunnen staan.

 

-         Voorts een stuk kleinvee van elke kudde van tweehonderd uit de waterrijke weiden van Israël, tot spijsoffer, brandoffer en vredeoffers, om over hen verzoening te doen, luidt het woord van Adonai de Eeuwige. (45:15) De in de Thora voorgeschreven offers om G’d te naderen zullen weer gebracht worden. Mal. 3: 4  Dan zal het offer van Juda en van Jeruzalem de Eeuwige aangenaam zijn als in de dagen van ouds en als in vroegere jaren…..6  Voorwaar, Ik, de Eeuwige, ben niet veranderd, en gij kinderen van Jakob, zijt niet verteerd.

 

-         Maar op de vorst rust de plicht van de brandoffers, het spijsoffer en het plengoffer, op de feesten, de nieuwemaansdagen en de sabbatten, op al de hoogtijden van het huis Israëls. Hij zal het zondoffer en het spijsoffer, het brandoffer en de vredeoffers brengen, om verzoening te doen voor het gehele huis Israëls. (45:17). De Messias ben David zal er verantwoordelijk voor zijn dat de offers weer op een juiste manier op de juiste tijd worden gebracht. Voor hemzelf en voor het volk. Let op: De Messias ben David brengt de zoenoffers voor het volk en voor hemzelf om G’d te naderen. De priesters zullen die taken voor hem uitvoeren.

 

-         Op die dag zal de vorst voor zichzelf en voor al het volk des lands een stier als zondoffer bereiden.(45:22). Ook hier wordt melding gemaakt dat de vorst, de Messias ben David (Ezech. 37:25) voor zichzelf en voor het volk een zondoffer laat bereiden. In dit vers wordt een stier ten zondoffer genoemd genoemd. Omdat dit offer niet specifiek vermeld wordt in de Thora waren er volgens Rashi enkele joodse uitleggers die (naar aanleiding van deze ene tekst) de betrouwbaarheid van het boek Ezechiël bevroegen. Door de anderen werd het echter niet als iets tegenstrijdigs gezien. Volgens hen gaat het om het inwijdingsoffer. Ezechiël maakt er duidelijk genoeg melding van dat de Thora zoals hij gegeven is gehouden zal worden.

 

-         Zo zegt Adonai de Eeuwige: De poort van de binnenste voorhof, die op het oosten uitziet, zal op de zes werkdagen gesloten blijven, maar op de sabbatdag geopend worden; ook op de nieuwemaansdag zal zij geopend worden. De vorst zal van buiten af door de voorhal der poort naar binnen gaan, en bij de post van de poort blijven staan; dan zullen de priesters zijn brandoffer en zijn vredeoffer bereiden, waarna hij zich zal nederbuigen op de drempel der poort, en dan naar buiten gaan. De poort mag tot de avond niet gesloten worden. Het volk des lands echter zal zich op de sabbatten en de nieuwemaansdagen bij de ingang van die poort voor het aangezicht van de Eeuwige nederbuigen. (46:1-3) De Messias mag op shabbat en Rosh Chodesh door de oostelijke poort (waardoor de Shechina, de heerlijkheid van G’d door naar binnen is gegaan) naar binnen en buiten gaan. Duidelijk is dat de shabbat de door G’d vastgezette heilige dag is waarop het volk zich voor G’d zal komen neerbuigen in de Tempel.

 

-         De vorst zal van buiten af door de voorhal der poort naar binnen gaan, en bij de post van de poort blijven staan; dan zullen de priesters zijn brandoffer en zijn vredeoffer bereiden, waarna hij zich zal nederbuigen op de drempel der poort, en dan naar buiten gaan (46:2a). De vorst, de Messias ben David zal de Eeuwige aanbidden. Daarin is hij ook een voorbeeld voor het volk.

 

-         Het volk des lands echter zal zich op de sabbatten en de nieuwemaansdagen bij de ingang van die poort voor het aangezicht van de Eeuwige nederbuigen (46:3). Volgens Rashi wordt er met deze Shabbatten specifiek ook de shabbatsdagen van de bijbelse feesten, die in Leviticus 23 worden genoemd, bedoeld.

 

-         Wanneer nu de vorst naar binnen gaat, zal hij door de voorhal der poort naar binnen gaan en langs dezelfde weg naar buiten gaan (46:8). Ook voor de Messias gelden er gedragsregels.

 

-         Zo zegt Adonai de Eeuwige: Wanneer de vorst een geschenk aan een zijner zonen geeft, dan is het diens erfdeel; aan zijn zonen zal het toebehoren, het is hun bezit als erfdeel; maar wanneer hij een geschenk uit zijn erfdeel aan een van zijn dienaren geeft, zal het hem toebehoren tot het jaar der vrijlating en dan tot de vorst terugkeren; voorwaar, het is zijn eigen erfdeel, aan zijn zonen zal het blijven toebehoren. (46:16, 17). Alle zonen van de Messias zullen delen in zijn erfenis, niet alleen de zoon die hem opvolgt.

 

 

Interessante links m.b.t. de Derde Tempel:

http://www.templeinstitute.org/index.htm

http://www.templemountfaithful.org/

http://www.thirdtemple.com/index.htm

 

Start ] Omhoog ] Ezechiël 47-48 ] [ Inhoud ]

Voor vragen of opmerkingen over deze website verzenden aan
webmaster@shalom-center.org
Laatst bijgewerkt: 29 november 2021