Nr27 - Mezora

  UP-DATE'S -- Hier vindt U de recente wijzigingen, toevoegingen en actuele publicaties

 

 

 

 

 

Start
Omhoog
English
עברית
Español
Wie zijn wij?
Activiteiten
Shabbath in Susya
Thora
Tenach
Emuna
Mitswot
Het Joodse vragertje
Messias
Beth HaMikdash
Joods denken
Jodendom
Kabbalah
ISRAEL
Zionisme
Aliyah
Gebeden
Zmirot
Citaten
Links
Noachidisch
Lectuur

 

 

 

Thora-gedeelte Mezora (de geinfecteerde)

 

 

 

Mezora (de geïnfecteerde), Lev 14:1-15:33 Haftarah: II Koningen 7:3-20,

 

 

Mezora Lev 14:1-15:33 1 de Eeuwige sprak tot Mozes:  2  Dit zal de wet voor de melaatse zijn ten dage van zijn reiniging: hij zal tot de priester gebracht worden,  3  en de priester zal uitgaan buiten de legerplaats; wanneer de priester hem beziet en het blijkt, dat de plaag der melaatsheid genezen is, van de melaatse is geweken,  4  dan zal de priester gebieden voor hem die gereinigd moet worden, twee levende, reine vogels te nemen, ook cederhout,  scharlaken en hysop.  5  De priester zal gebieden de ene vogel te slachten boven een aarden pot met levend water.  6  De levende vogel echter zal hij nemen benevens het cederhout, het scharlaken en de hysop, en hij zal die met de levende vogel dopen in het bloed van de vogel die boven het levende water geslacht is.  7  En hij zal hem die van de melaatsheid gereinigd moet worden, zevenmaal besprenkelen en hem reinigen, en de levende vogel zal hij in het open veld laten wegvliegen.  8  En hij die gereinigd moet worden, zal zijn klederen wassen, al zijn haar afscheren en zich in water baden, en hij zal rein zijn: daarna zal hij in de legerplaats komen, maar zeven dagen buiten zijn tent blijven.  9  Op de zevende dag zal hij al zijn haar afscheren: zijn hoofd, zijn baard en zijn wenkbrauwen, al zijn haar zal hij afscheren, zijn klederen wassen en zijn lichaam in water baden; en hij zal rein zijn .  10 En op de achtste dag zal hij twee gave schapen nemen, en een eenjarige gave ooi en drie tienden efa fijn meel als spijsoffer, aangemaakt met olie, en een log olie.  11  En de priester die de reiniging voltrekt,  zal de man die gereinigd moet worden, met dit alles stellen voor het aangezicht van de Eeuwige,  bij de ingang van de tent der samenkomst.  12  De priester zal het ene schaap nemen en het tot een schuldoffer offeren met het log olie, en hij zal ze bewegen als beweegoffer voor het aangezicht van de Eeuwige.  13  Hij zal het schaap slachten op de plaats , waar men het zondoffer en het brandoffer slacht, op de heilige plaats, want evenals het zondoffer komt ook het schuldoffer de priester toe; het is allerheiligst.  14  De priester zal een deel van het bloed van het schuldoffer nemen en dit strijken aan de rechter oorlel van hem die gereinigd moet worden, en aan zijn rechterduim en zijn rechter grote teen.  15  En de priester zal een deel van het log olie nemen en op zijn eigen linkerhand gieten;  16  de priester zal zijn rechtervinger dopen in de olie die in zijn linkerhand is, en van die olie met zijn vinger zevenmaal sprenkelen voor het aangezicht van de Eeuwige.  17  Van de rest van de olie die in zijn hand is, zal de priester iets strijken aan de rechter oorlel van hem die gereinigd moet worden, en aan zijn rechterduim en zijn rechter grote teen, boven op het bloed van het schuldoffer.  18  En wat van de olie in zijn hand is overgebleven, zal de priester doen op het hoofd van hem die gereinigd moet worden;  zo zal de priester over hem verzoening doen voor het aangezicht van de Eeuwige.  19  En de priester zal het zondoffer bereiden en verzoening doen over hem die gereinigd moet worden van zijn onreinheid,  en daarna zal hij het brandoffer slachten. 20 De priester zal het brandoffer en het spijsoffer op het altaar offeren. En de priester zal verzoening over hem doen, en hij zal rein zijn.  21 Maar indien hij arm is en zijn vermogen niet toereikend is, dan zal hij nemen een schaap als schuldoffer, tot een beweegoffer , om verzoening over hem te doen, met een tiende efa fijn meel, aangemaakt met olie , tot een spijsoffer, en een log olie.  22  Ook twee tortelduiven of twee jonge duiven, naar dat zijn vermogen toereikend is , en de ene zal zondoffer en de andere brandoffer zijn.  23  Hij zal ze tot zijn reiniging op de achtste dag tot de priester brengen, bij de ingang van de tent der samenkomst voor het aangezicht van de Eeuwige.  24  De priester zal het schaap voor het schuldoffer nemen en het log olie, en de priester zal ze bewegen als beweegoffer voor het aangezicht van de Eeuwige.  25  Hij zal het schaap voor het schuldoffer slachten en de priester zal van het bloed van het schuldoffer nemen en dat strijken aan de rechter oorlel van hem die gereinigd moet worden, en aan zijn rechterduim en zijn rechter grote teen.  26  En een deel van de olie zal de priester in zijn eigen linkerhand gieten,  27  en de priester zal met zijn rechtervinger van de olie die in zijn linkerhand is,  zevenmaal sprenkelen voor het aangezicht van de Eeuwige. 28  En de priester zal iets van de olie die in zijn hand is, strijken aan de rechter oorlel van hem die gereinigd moet worden , en aan zijn rechterduim en zijn rechter grote teen, boven op de plaats van het bloed van het schuldoffer.  29  En wat van de olie in zijn hand is overgebleven, zal de priester doen op het hoofd van hem die gereinigd moet worden,  om over hem verzoening te doen voor het aangezicht van de Eeuwige.  30  En hij zal een van de tortelduiven of van de jonge duiven, hetgeen waartoe zijn vermogen toereikend is, bereiden,  31  hetgeen waartoe zijn vermogen toereikend is : de ene als zondoffer en de andere als brandoffer, benevens het spijsoffer; en de priester zal verzoening doen over hem, die gereinigd moet worden, voor het aangezicht van de Eeuwige.  32  Dit is de wet aangaande hem die de plaag der melaatsheid heeft, wiens vermogen niet toereikend is voor zijn reiniging.  33 En de Eeuwige sprak tot Mozes en Aaron:  34  Wanneer gij komt in het land Kanaan , dat Ik u ten bezit geef, en Ik de plaag der melaatsheid doe ontstaan in een huis in het land dat gij bezit,  35  dan zal hij, van wie dat huis is, het de priester komen meedelen en zeggen: bij mij aan huis vertoont zich iets als de plaag.  36  Dan zal de priester gebieden het huis te ontruimen, voordat de priester komt om de plaag te bezien, opdat niet alles wat in het huis is, onrein zij;  daarna zal de priester komen om het huis te bezien.  37  En hij zal de plaag bezien; wanneer dan blijkt, dat de plaag op de wanden van het huis zit als groenachtige of roodachtige kuiltjes , die dieper schijnen te zitten dan de wand,  38  dan zal de priester uit het huis gaan , naar de ingang van het huis en het huis zeven dagen sluiten.  39  Op de zevende dag zal de priester terugkomen ; wanneer hij het dan beziet en het blijkt , dat de plaag zich op de wanden van het huis heeft uitgebreid,  40  dan zal de priester gebieden, de stenen waarop de plaag zit, eruit te halen en ze buiten de stad op een onreine plaats te werpen.  41  Het huis zal hij van binnen rondom laten afschrappen, en men zal het leem dat men afgeschrapt heeft, buiten de stad op een onreine plaats storten.  42  En men zal andere stenen nemen en die in de plaats van de vorige aanbrengen; men zal ook ander leem nemen en het huis bepleisteren.  43  Maar indien de plaag opnieuw in het huis uitbreekt, nadat men de stenen uitgebroken en het huis afgeschrapt heeft en nadat het bepleisterd is,  44  en de priester komt en beziet het en het blijkt, dat de plaag zich in het huis heeft uitgebreid, dan is het een kwaadaardige melaatsheid in het huis: het is onrein .45  Dan zal men het huis omverhalen, zijn stenen en zijn houtwerk en al het leem van het huis , en men zal het buiten de stad brengen op een onreine plaats.  46  En hij die in het huis komt gedurende al de dagen dat men het afgesloten heeft, zal onrein zijn tot de avond.  47  En hij die zich te slapen legt in dat huis,  zal zijn klederen wassen; ook hij die in dat huis eet, zal zijn klederen wassen.  48  Maar wanneer de priester komt en het beziet en het blijkt, dat de plaag zich niet heeft uitgebreid in het huis, nadat het huis bepleisterd was, dan zal de priester het huis rein verklaren, omdat de plaag genezen is.  49  Dan zal hij, om het huis te ontzondigen,  twee vogels, cederhout, scharlaken en hysop nemen.  50  Hij zal de ene vogel slachten boven een aarden pot met levend water.  51  Het cederhout, de hysop, het scharlaken en de levende vogel zal hij nemen en ze dopen in het bloed van de geslachte vogel en het levende water, en zevenmaal dat huis besprenkelen.  52  Zo zal hij het huis ontzondigen met het bloed van de vogel, het levende water, de levende vogel, het cederhout, de hysop en het scharlaken.  53  En de levende vogel zal hij buiten de stad in het open veld laten wegvliegen ; zo zal hij verzoening doen over dat huis, en het zal rein zijn.  54  Dit is de wet op allerlei plaag van melaatsheid, op haaruitslag,  55  melaatsheid van kleed en huis,  56  zwelling, uitslag en lichte plek;  57  om aan te wijzen, wanneer iets onrein of wanneer iets rein is; dit is de wet op de melaatsheid. 

15:1 En de Eeuwige sprak tot Mozes en Aaron:  2  Spreekt tot de Israelieten en zegt tot hen: Wanneer enig man een vloeiing uit zijn lichaam heeft, diens vloeiing is onrein.  3  Zo staat het ten aanzien van zijn onreinheid bij zijn vloeiing: hetzij zijn lichaam die vloeiing laat lopen, hetzij het die inhoudt, zodat hij niet meer vloeit; dat is zijn onreinheid.  4  Elk bed waarop hij die de vloeiing heeft , ligt, is onrein, en elk voorwerp waarop hij zit, is onrein .  5  Ieder die zijn bed aanraakt, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond.  6  Wie zit op een voorwerp, waarop hij die de vloeiing heeft, gezeten heeft,  zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond.  7  Wie het lichaam van hem die de vloeiing heeft , aanraakt, zal zijn klederen wassen , zich in water baden en onrein zijn tot de avond.  8  Wanneer hij die de vloeiing heeft, op een reine spuwt, dan zal deze zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond.  9  En elk zadel, waarop hij die de vloeiing heeft, rijdt, zal onrein zijn.  10  En ieder, die iets aanraakt dat onder hem is, zal onrein zijn tot de avond; wie dit opneemt, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond.  11  En ieder, welke hij die de vloeiing heeft aanraakt zonder de handen met water te hebben afgespoeld, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond.  12  Het aardewerk, dat hij die de vloeiing heeft , aanraakt, zal stukgeslagen worden , en elk houten voorwerp zal met water afgespoeld worden.  13  Wanneer hij, die de vloeiing heeft, rein zal zijn van zijn vloeiing, dan zal hij zeven dagen tellen met het oog op zijn reiniging , zijn klederen wassen, zijn lichaam in levend water baden, en hij zal rein zijn .  14  Op de achtste dag zal hij twee tortelduiven of twee jonge duiven nemen en voor het aangezicht van de Eeuwige komen bij de ingang van de tent der samenkomst en ze de priester geven.  15  En de priester zal ze bereiden, de ene als zondoffer en de andere als brandoffer. En de priester zal verzoening over hem doen voor het aangezicht van de Eeuwige vanwege zijn vloeiing .  16  Wanneer bij een man zaaduitstorting plaats heeft, dan zal hij zijn gehele lichaam in water baden en hij zal onrein zijn tot de avond.  17  Elk kleed en alle leder, waarop zaad is uitgestort, zal in water gewassen worden en onrein zijn tot de avond.  18  Wanneer een man bij een vrouw gelegen heeft en zaaduitstorting heeft plaats gehad, dan zullen zij zich in water baden en tot de avond onrein zijn.  19 Wanneer een vrouw vloeit,  namelijk de bloedvloeiing van haar lichaam heeft, dan zal zij zeven dagen in haar maandelijkse onreinheid blijven, en ieder die haar aanraakt, zal onrein zijn tot de avond.  20  Alles waarop zij in haar maandelijkse onreinheid ligt, zal onrein zijn, en alles waarop zij zit, zal onrein zijn.  21  Ieder die haar bed aanraakt, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond.  22  Ieder die een of ander voorwerp, waarop zij gezeten heeft, aanraakt, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond.  23  Indien hij iets aanraakt, dat zich op het bed of op het voorwerp waarop zij gezeten heeft, bevindt, dan zal hij onrein zijn tot de avond.  24  Indien een man bij haar ligt, dan zal haar maandelijkse onreinheid op hem komen,  en zeven dagen zal hij onrein zijn, en elk bed waarop hij ligt zal onrein zijn .  25  Wanneer bij een vrouw lange tijd bloed vloeit, buiten de tijd van haar maandelijkse onreinheid, of wanneer zij langer vloeit dan haar maandelijkse onreinheid, dan zal zij gedurende al de tijd dat zij vloeit , onrein zijn als in de tijd van haar maandelijkse onreinheid; zij is onrein.  26  Elk bed waarop zij ligt, al de tijd dat zij vloeit, zal voor haar zijn als het bed van haar maandelijkse onreinheid , en elk voorwerp waarop zij zit , zal onrein zijn als in de onreinheid van haar maandelijkse onreinheid.  27  Ieder die deze dingen aanraakt, zal onrein zijn, zijn klederen wassen, zich baden in water, en onrein zijn tot de avond.  28  Maar indien zij van haar vloed rein geworden is, dan zal zij nog zeven dagen tellen en daarna zal zij rein zijn.  29  Op de achtste dag zal zij twee tortelduiven of twee jonge duiven nemen en ze tot de priester brengen naar de ingang van de tent der samenkomst.  30  En de priester zal de ene tot een zondoffer en de andere tot een brandoffer bereiden; zo zal de priester verzoening over haar doen voor het aangezicht van de Eeuwige, om haar onreine vloed. 31  Zo zult gij de Israelieten zuiveren van hun onreinheid, opdat zij niet in hun onreinheid sterven, wanneer ze mijn woning, die in hun midden is, zouden verontreinigen.  32  Dit is de wet aangaande hem die een vloeiing heeft of die een zaaduitstorting heeft, waardoor men onrein wordt,  33  en aangaande haar die vloeit in haar maandelijkse onreinheid, en aangaande iemand, hetzij van het mannelijk hetzij van het vrouwelijk geslacht, die een vloeiing heeft, en aangaande de man, die ligt bij een onreine. 

 

 

 

Enkele principes eruit gelicht:

 

>Tsara’at (huidaandoening) (wordt in de Nederlandse bijbelvertalingen foutief vertaald met melaatsheid) is een specifieke straf op kwaadsprekerij en roddel zo staat er in de Talmud en de Midrash. In het Hebreeuws wordt het woord ‘lashon harah” voor die slechte praat gebruikt. Zie Num.12 (de geschiedenis met Mirjam) als ook Ex.4 (als het volk kwaad zou spreken dat God hem niet gezonden zou hebben, zou hij een melaatse hand moeten laten zien). In Lev. 19:16 staat “Gij zult onder uw volksgenoten niet als een lasteraar rondgaan”. Onder lashon harah wordt ook negatief spreken over jezelf verstaan. Metzora is de ergste vorm van de Tsara’at. Bij een situatie van ‘lashon harah’ kwam meestal alleen deze erge vorm voor.

 

>In het Joods denken is het spreken van ‘lashon harah’ gelijk aan het verwerpen van de Eeuwige. Het ‘doodt’ drie personen zo staat er in de Talmud (Erachin 15a); degene die het uitspreekt, degene die er naar luistert en degene waar over gesproken wordt. Zie de geschiedenis van David, Achimelek, Doeg en Saul (1 Sam 22 “….9  Toen antwoordde de Edomiet Doeg, die bij de dienaren van Saul stond: Ik heb gezien dat de zoon van Isai te Nob kwam, bij Achimelek, de zoon van Achitub 10  Deze raadpleegde de eeuwige voor hem en gaf hem teerkost; ook het zwaard van de Filistijn Goliat gaf hij hem.…. 15  Heb ik ditmaal voor het eerst God voor hem geraadpleegd? Volstrekt niet! De koning legge toch zijn knecht, ja mijn gehele familie, niets ten laste, want uw knecht wist niets van dit alles af, hoegenaamd niets. 16  Maar de koning zeide: Gij moet sterven, Achimelek, gij en uw gehele familie. 17  Toen gebood de koning de soldaten der garde, die naast hem stonden: Treedt nader en doodt de priesters van de Eeuwige, want ook zij zijn op de hand van David; ofschoon zij geweten hebben, dat hij op de vlucht was, hebben zij mij dat niet meegedeeld. Maar de dienaren des konings wilden hun hand niet uitstrekken om de priesters van de Eeuwige neer te stoten.) De straf daarvoor is zwaar. Ps. 55:23 wijst er op  “Maar Gij, o God, zult hen doen neerdalen in de kuil van het verderf; de mannen van bloed en bedrog zullen hun dagen niet ter helfte volbrengen. Ik echter vertrouw op U.”

 

>Ten tijde van de Tweede Tempel haatten de mensen elkaar wat leidde tot ‘lashon harah’. Dit was er de oorzaak van dat de tweede tempel uiteindelijk werd verwoest en het volk in de verstrooiing werd gestuurd.

 

>Hij zal het schaap voor het schuldoffer slachten en de priester zal van het bloed van het schuldoffer nemen en dat strijken aan de rechter oorlel van hem die gereinigd moet worden, en aan zijn rechterduim en zijn rechter grote teen. (14:25). Een beeld van bloed op oorlel, rechterduim en rechterteen; Open je oren allen voor goede dingen en laat je werken daar vanuit goed zijn.

 

>En de Eeuwige sprak tot Moshé en Aharon. Wanneer gij komt in het land Kanaän , dat Ik u ten bezit geef, en Ik de plaag der melaatsheid doe ontstaan in een huis in het land dat gij bezit (14:33,34). Niet alleen mensen kunnen onrein zijn (door ziekte en zonde) maar ook gebouwen en plaatsen. Ook deze vorm kan weer ontstaan waar de Joden weer in hun land leven en de Thora onderhouden.

 

>in het land Kanaän , dat Ik u ten bezit geef (14:34). Zelfs in de waarschuwingen klinkt de belofte van G’d dat het land Israël als bezit aan het volk Israël is gegeven.

 

>Herstel van de ziekte begint met eerlijk toegeven wat er aan de hand is. De waarheid moet aan het licht komen voor er iets zal veranderen. De straf is uiteindelijk zegenend omdat herstel het gevolg ervan is. Zo kunnen bepaalde andere dingen die G’d toelaat uiteindelijk tot zegen zijn.

 

>Zo zult gij de Israëlieten zuiveren van hun onreinheid, opdat zij niet in hun onreinheid sterven, wanneer ze mijn woning, die in hun midden is, zouden verontreinigen. (15:31) Voor onreinheid is G’ds aanwezigheid dodelijk.

 

 

 

Links voor bestudering van het  Thoragedeelte:

 

Nederlands:

http://www.joodsleven.nl/

http://www.nik.nl (onder Over Jodendom, Parasje van de week)

http://bethhamidrash.org/online/parashat-hashavua/

 

Engels:

http://ravkooktorah.org/

http://www.machonmeir.net/

http://www.torah.org/learning/torahportion.php3

http://www.chabad.org/parshah/default.asp

http://www.shemayisrael.co.il/parsha/eylevine/Archives.htm

http://israelvisit.co.il/top/previous.shtml

 

 

 

 

Start ] Omhoog ] Nr28 - Aharei Mot ] [ Inhoud ]

Voor vragen of opmerkingen over deze website verzenden aan
webmaster@shalom-center.org
Laatst bijgewerkt: 29 november 2021